Hompeltje en Pompeltje (2 duimen)
Die klommen op een berg (omhoog klimmen met de duimen)
Hompeltje was een kaboutertje (1 duim bewegen)
En Pompeltje een dwerg (de andere duim bewegen)
Ze klommen hoog tot in het topje (bewegen omhoog)
En schudden met hun kopje (duimen omhoog bewegen in de lucht)
Toen zijn ze in de berg gekropen (duimen in de vuist)
En niemand zag ze ooit nog lopen
Ze slapen zachtjes op 1 oor (handen onder het hoofd)
SSST, (snurken!!) ik geloof dat ik ze hoor!!